Mei 1605. Het stadje 's-Heerenberg in het Graafschap Bergh, gelegen tussen het glooiende landschap met de Montferlandse bossen en de Rijn, wordt bestuurd door graaf Herman van den Bergh, zoon van de toen al overleden graaf Willem IV en zijn vrouw Maria van Nassau, zuster van Willem van Oranje. De bevolking van ongeveer 900 zielen had de laatste decennia veel te lijden gehad van de Spaanse en de staatse troepen die het stadje beurtelings bezetten en plunderden. Ook had de pest de nodige slachtoffers geeist. Het vuur van de heksenvervolging, de zgn. inquisitie - in het leven geroepen door paus Innocentius VIII - wakkerde letterlijk en figuurlijk over Europa en had vele onschuldige slachtoffers gemaakt. In deze roerige tijden leefde Mechteld ten Ham. Als weduwe - haar man was omgekomen in dienst van de graaf - leefde zij een teruggetrokken leven.

In het verleden had Mechteld vele malen uitspraken gedaan over de toekomst en de gezondheid van personen uit haar omgeving. Zij, die hierin geloofden, fluisterden onder elkaar dat Mechteld het "boze oog" bezat. Kwaadsprekerij, het bijgeloof van de eenvoudige man en het tijdsbeeld waarin de heks als oorzaak van veel ellende werd gezien en oorzaak was van allerlei onheil, maakte haar wanhopig.

Zij verzocht de Berghse magistraten om een rechtzaak waar voor eens en voor altijd bewezen moest worden dat zij niemand had betoverd en zij geen heks was. Mechteld veronderstelde dat zij de getuigenissen van de mensen, die haar beschuldigd hadden, in een eerlijk proces kon weerleggen. Ook hoopte zij op de steun van de graaf en de magistraten. Graaf Willem IV had tenslotte in 1565, veertig jaar geleden, een vrouw uit het stadje vrijgesproken van hekserij. De standvastigheid van Mechteld om het tot een proces te laten komen, ondanks adviezen van sommige bestuurders die haar adviseerden het niet zover te laten komen, bracht het proces op gang waarbij, zoals later bleek, geen weg terug meer was.           

mechteld ten ham

Achtergronden.html